EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001L0102

Richtlijn 2001/102/EG van de Raad van 27 november 2001 tot wijziging van Richtlijn 1999/29/EG van de Raad inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

PB L 6 van 10.1.2002, p. 45–49 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/07/2003; stilzwijgende opheffing door 32002L0032

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2001/102/oj

32001L0102

Richtlijn 2001/102/EG van de Raad van 27 november 2001 tot wijziging van Richtlijn 1999/29/EG van de Raad inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 006 van 10/01/2002 blz. 0045 - 0049


Richtlijn 2001/102/EG van de Raad

van 27 november 2001

tot wijziging van Richtlijn 1999/29/EG van de Raad inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 1999/29/EG van de Raad van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding(1), met name op artikel 10, punt a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 1999/29/EG bepaalt dat voedermiddelen slechts in de Gemeenschap in het verkeer mogen worden gebracht, wanneer zij van gezonde handelskwaliteit zijn.

(2) De term "dioxinen" heeft betrekking op een groep van 75 polychloordibenzo-p-dioxinecongeneren (PCDD's) en 135 polychloordibenzofuraancongeneren (PCDF's), waarvan er 17 uit toxicologisch oogpunt van belang zijn. De giftigste congeneer is 2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine (TCDD), die door het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek en andere gerenommeerde internationale organisaties als een bekend carcinogeen voor de mens is geclassificeerd. Conform het oordeel van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) concludeerde het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) dat dioxinen niet kankerverwekkend zijn onder bepaalde drempelniveaus. Andere negatieve gevolgen, zoals endometriose en neurobehaviorale en immunosuppressieve effecten, treden bij veel lagere niveaus op en worden daarom als relevant beschouwd voor de bepaling van de toegestane inname.

(3) Polychloorbifenylen (PCB's) zijn een groep van 209 verschillende congeneren, die op basis van hun toxicologische eigenschappen in twee groepen kunnen worden verdeeld: 12 congeneren hebben toxicologische eigenschappen die lijken op die van dioxinen en worden daarom vaak "dioxineachtige PCB's" genoemd. De andere PCB's vertonen geen dioxineachtige toxiciteit, maar hebben een ander toxicologisch profiel.

(4) Elke congeneer van dioxinen of dioxineachtige PCB's vertoont een verschillende toxiciteit. Bij het beschrijven van de toxiciteit van deze verschillende congeneren is het begrip toxische-equivalentiefactor (TEF) geïntroduceerd om de risicobeoordeling en wettelijke controle te vergemakkelijken. Dit betekent dat de analyseresultaten voor elk van de 17 dioxinecongeneren en de 12 dioxineachtige PCB-congeneren in één kwantificeerbare eenheid worden uitgedrukt: "TCDD toxische-equivalentconcentratie" (TEQ).

(5) Dioxinen en PCB's zijn zeer resistent tegen chemische en biologische afbraak, blijven dus lang in het milieu en accumuleren zich zo in de voedselketen van mens en dier.

(6) De aanwezigheid van dioxinen, PCB's en dioxineachtige PCB's overal in het milieu veroorzaakt achtergrondverontreiniging van alle planten die dieren rechtstreeks bij het grazen of via voedermiddelen binnenkrijgen, en van de voedselketen van in het water levende organismen. Hetzelfde geldt voor de grond, die voedermiddelen kan verontreinigen of die dieren rechtstreeks kunnen binnenkrijgen. Naast de achtergrondverontreiniging kunnen voedermiddelen onbedoeld ook rechtstreeks worden verontreinigd door een plaatselijke dioxinelozing van een fabriek, verontreiniging van voedermiddelen tijdens de productie, de verwerking of het vervoer, en illegale praktijken of managementfouten in de voederproductie.

(7) Ruim 90 % van de blootstelling van de mens aan dioxinen is afkomstig van levensmiddelen. Levensmiddelen van dierlijke oorsprong veroorzaken circa 80 % van alle blootstelling. Het dioxinegehalte van dieren is voornamelijk afkomstig uit diervoeder. Daarom zijn diervoeder, en in sommige gevallen grond, een bron van zorg als potentiële bronnen van dioxineverontreiniging.

(8) Het SCF keurde op 30 mei 2001 een advies goed over de risicobeoordeling van dioxinen en dioxineachtige PCB's in voedsel. Dat is een update op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie die sinds de goedkeuring van het SCF-advies op 22 november 2000 over dit onderwerp bekend is. Het SCF heeft voor dioxinen en dioxineachtige PCB's een toelaatbare wekelijkse inname (tolerable weekly intake - TWI) vastgesteld van 14 pg WHO-TEQ/kg lichaamsgewicht. Uit blootstellingsschattingen blijkt dat een aanzienlijk deel van de bevolking van de Gemeenschap een voedingsinname heeft die boven de toelaatbare grens ligt.

(9) In het belang van de consumentenbescherming moet er daarom voor worden gezorgd dat de bevolking via levensmiddelen minder aan dioxinen wordt blootgesteld. Aangezien de verontreiniging van levensmiddelen rechtstreeks samenhangt met de verontreiniging van diervoeder, is er een geïntegreerde aanpak nodig om de incidentie van dioxinen in de hele voedselketen te reduceren, d.w.z. van voedermiddelen via voedselproducerende dieren tot de mens. Maatregelen voor voedermiddelen en diervoeder zijn dan ook essentieel om de dioxine-inname van mensen te verminderen.

(10) Het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding (SCAN) is verzocht advies uit te brengen over de bronnen van de verontreiniging van diervoeders met dioxinen en PCB's, inclusief dioxineachtige PCB's, de blootstelling van voedselproducerende dieren aan dioxinen en PCB's, de mate waarin deze verbindingen in levensmiddelen van dierlijke herkomst terechtkomen en de eventuele gevolgen van dioxinen en PCB's in diervoeder voor de diergezondheid. Het SCAN keurde op 6 november 2000 een advies goed waarin vismeel en -olie werden aangemerkt als de meest verontreinigde voedermiddelen, met name de Europese producten. Dierlijke vetten kwamen op de tweede plaats. Alle andere voedermiddelen van dierlijke of plantaardige herkomst bevatten relatief weinig dioxinen. De dioxineverontreiniging van ruwvoer liep sterk uiteen, afhankelijk van de locatie, de mate van verontreiniging met grond en de blootstelling aan luchtverontreiniging.

(11) Er zijn maatregelen nodig om de aanwezigheid en het vrijkomen van dioxinen in het milieu tegen te gaan, zodat de invloed van milieuvervuiling op de verontreiniging van voedermiddelen wordt beperkt. Een van de aanbevelingen van het SCAN was de nadruk te leggen op het reduceren van de gevolgen van de meest verontreinigde voedermiddelen voor de dagelijkse voeding.

(12) Maximumgehalten voor dioxinen en dioxineachtige PCB's zouden een nuttig hulpmiddel moeten zijn om een onaanvaardbaar hoge blootstelling van dieren te voorkomen en de distributie van diervoeder met een onaanvaardbaar verontreinigingsniveau tegen te gaan, bijvoorbeeld in geval van accidentele vervuiling en blootstelling. Maximumgehalten zijn tevens nodig om een wettelijk controlesysteem te kunnen uitvoeren en een uniforme toepassing te garanderen.

(13) Om de blootstelling van de mens aan dioxinen te verminderen is het niet genoeg alleen maatregelen te nemen gebaseerd op het instellen van maximumgehalten voor dioxinen en dioxineachtige PCB's in diervoeder, tenzij de gehalten zo laag zouden zijn dat een groot deel van de diervoedervoorraad ongeschikt voor consumptie zou moeten worden verklaard. Het wordt algemeen erkend dat er, om de aanwezigheid van dioxinen in diervoeder actief terug te dringen, behalve aan maximumgehalten ook behoefte is aan maatregelen die een proactieve aanpak stimuleren, zoals actiedrempels en streefwaarden voor diervoeder, in combinatie met maatregelen om de emissies te reduceren. Streefwaarden zijn de gehalten die moeten worden bereikt om de blootstelling van het grootste deel van de bevolking uiteindelijk terug te brengen tot de door het SCF vastgestelde TWI. Actiedrempels zijn een middel voor de bevoegde autoriteiten en de betrokken bedrijven om te bepalen in welke gevallen het wenselijk is een verontreinigingsbron op te sporen en maatregelen te nemen om deze te verminderen of te elimineren, niet alleen als de richtlijn niet wordt nageleefd, maar ook als er hogere dioxineniveaus dan de normale achtergrondniveaus worden aangetroffen. Zo zullen de dioxinegehalten in diervoeders geleidelijk afnemen en zullen de streefwaarden uiteindelijk worden nageleefd. De Commissie is daarom bezig een aanbeveling aan de lidstaten over dit onderwerp op te stellen.

(14) Hoewel de maximumgehalten uit toxicologisch oogpunt voor zowel dioxinen, furanen als dioxineachtige PCB's zouden moeten gelden, zijn ze voorlopig alleen van toepassing op dioxinen en furanen en niet op dioxineachtige PCB's, omdat er nog te weinig bekend is over de prevalentie van dioxineachtige PCB's. In de tussentijd moet regelmatig op dioxineachtige PCB's gecontroleerd blijven worden, zodat ze in de maximumgehalten kunnen worden opgenomen.

(15) Onaanvaardbare dioxineniveaus in diervoeder moeten worden beoordeeld aan de hand van de huidige achtergrondverontreinigingsniveaus, die per voedermiddel kunnen verschillen. De drempel moet strikt, maar haalbaar zijn, rekening houdend met de achtergrondverontreiniging.

(16) Om ervoor te zorgen dat alle bedrijven die betrokken zijn bij de productie van diervoeder en levensmiddelen, alles in het werk blijven stellen en alle noodzakelijke maatregelen treffen om de aanwezigheid van dioxines in deze producten te beperken, moeten de geldende maximumgehalten na een bepaalde periode opnieuw worden onderzocht, met het oog op een verlaging ervan. Uiterlijk in 2006 moet de blootstelling van de mens aan dioxinen in totaal met ten minste 25 % zijn gereduceerd.

(17) Mengvoeders en voedermiddelen van plantaardige herkomst bevatten normaliter geen hoog dioxinegehalte. Aangezien voedermiddelen op plantaardige basis voor veel diersoorten verreweg het grootste deel van hun voeding uitmaken, moet ook voor deze voedermiddelen een maximumgehalte worden vastgesteld. Hoe gevoeliger de analysemethode, des te duurder en tijdrovender is het opsporen van de dioxinen. Omdat het van belang is zoveel mogelijk monsters te analyseren, liggen de voorgestelde maximumgehalten iets hoger dan de normale achtergrondniveaus; het zijn immers bovengrensconcentraties.

(18) Het is van het grootste belang dat het algehele niveau van dioxineverontreiniging in diervoeders omlaag gaat. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat er een verbod komt op het mengen van voedermiddelen c.q. diervoeders waarin de maximumgehalten worden nageleefd, met voedermiddelen c.q. diervoeders die deze maximumgehalten overschrijden.

(19) Richtlijn 1999/29/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20) Het Permanent Comité voor veevoeders heeft geen positief advies uitgebracht. Daardoor kon de Commissie de beoogde bepalingen niet vaststellen volgens de procedure van artikel 13 van Richtlijn 1999/29/EG,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I en bijlage II bij Richtlijn 1999/29/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1. De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en publiceren deze uiterlijk op 1 juli 2002. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen deze bepalingen toe vanaf 1 juli 2002.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden door de lidstaten vastgesteld.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied aannemen.

Artikel 3

1. Aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's zullen de bepalingen bedoeld in artikel 1 uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien, met name om de vast te stellen gehalten ook voor dioxineachtige PCB's te doen gelden.

2. De bepalingen bedoeld in artikel 1 zullen uiterlijk op 31 december 2006 nogmaals worden herzien, teneinde de maximumgehalten fors te verlagen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 november 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Neyts-Uyttebroeck

(1) PB L 115 van 4.5.1999, blz. 32.

BIJLAGE

Bijlage I en bijlage II bij Richtlijn 1999/29/EG worden als volgt gewijzigd:

1. bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a) In de tabel, onder "B. Producten", wordt punt 21 vervangen door: ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

b) Aan het eind van bijlage I wordt voetnoot (5) geschrapt en vervangen door de volgende voetnoten: "(5) Bovengrensconcentraties; bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens.

(6) Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxineachtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen.

(7) Verse vis die direct wordt geleverd en zonder verdere verwerking voor de productie van voeders voor pelsdieren wordt gebruikt, is van het maximumgehalte vrijgesteld. De producten, verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van deze pelsdieren, mogen niet in de voedselketen komen en het vervoederen ervan aan landbouwhuisdieren die voor de productie van voedingsmiddelen gehouden, vetgemest of gefokt worden, is verboden.;"

2. bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a) In de tabel, deel A, wordt punt 4 vervangen door: ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

b) Aan het eind van deel A wordt voetnoot (2) geschrapt en vervangen door de volgende voetnoten: "(2) Bovengrensconcentraties; bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens.

(3) Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxineachtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen.

(4) Verse vis die direct wordt geleverd en zonder verdere verwerking voor de productie van voeders voor pelsdieren wordt gebruikt, is van het maximumgehalte vrijgesteld. De producten, verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van deze pelsdieren, mogen niet in de voedselketen komen en het vervoederen ervan aan landbouwhuisdieren die voor de productie van voedingsmiddelen gehouden, vetgemest of gefokt worden, is verboden."

Top